Analyse lokale lasten
Inleiding
Bij de behandeling van de begroting 2021 is de motie 'Analyse lokale lasten en keuzeruimte' aangenomen (nr. 2020/25). Daarin werd het college verzocht om meer inzicht te bieden in de lokale lasten, zodat de raad hierover bij de Kadernota keuzes kan maken. In de auditcommissie van 14 januari zijn de uitkomsten van deze analyse gedeeld en is de presentatie onder raadsleden breed verspreid. In deze paragraaf vatten we deze kort samen.
Soorten heffingen
Er zijn 3 soorten heffingen: bestemmingsheffingen (1), retributies (2) en algemene belastingen (3).
De eerste zijn bestemd voor specifieke taken of voorzieningen met een duidelijk algemeen belang.
De tweede betreffen diensten waar de gemeente specifieke diensten aan een individu levert welke individueel voordeel oplevert. Voor beiden geldt dat deze op begrotingsbasis maximaal kostendekkend mogen zijn.
Voor de derde geldt dat de middelen kunnen worden ingezet voor allerlei gemeentelijke taken en voorzieningen.
Bestemmingsheffingen
De belangrijkste bestemmingsheffingen zijn de afvalstoffen- en rioolheffing. Beiden zijn op begrotingsbasis 100% kostendekkend. Binnen deze heffing kunnen wel vraagstukken spelen over hoe de lasten kunnen worden verdeeld en hoe bijvoorbeeld afvalstromen kunnen worden beïnvloed via de tarifering. Voor wat betreft de afvalstoffenheffing is dit actueel. Er vinden onder andere participatietrajecten plaats, welke in 2021 gaan leiden tot een raadsvoorstel.
Retributies
Bij retributies kan worden gedacht aan marktgelden, begraafrechten en verschillende leges. Bij de leges is de omgevingsvergunning kostendekkend. Niet kostendekkend zijn de leges voor dienstverlening (paspoorten en rijbewijzen bijvoorbeeld) en evenementen. De laatste is een afgewogen besluit geweest in het verleden. Voor de leges dienstverlening geldt dat in het verleden is omgebogen. Dit maakt ombuigen op de uitgaven beperkt mogelijk. Ook is de beïnvloedbaarheid beperkt omdat veel van de uitgaven een vast bedrag per product is aan het Rijk. Daarnaast geld dat 65% van de opbrengsten op basis van wettelijke gemaximeerde tarieven is bepaald. Prijsverhoging zijn daarmee beperkt mogelijk. Het verhogen van de kostendekkendheid naar 100% betekent dan met name dat een kleine groep producten, fors duurder gaat worden. Voor marktgelden en begraafrechten loopt momenteel een onderzoek naar de kostendekkendheid.
Algemene belastingen
Voor wat betreft de algemene belastingen zijn keuzes te maken in de honden-, toeristen- en forensenbelasting en OZB-tarief voor woningen en niet-woningen. Logischerwijs geldt hier niet de norm van 100% kostendekkendheid. Om indicatieve uitspraken te kunnen doen over de hoogte van de tarieven, biedt vergelijking met andere gemeenten uitkomst. COELO voert dit al vele jaren uit. Uit de analyse is het volgende gebleken.
Voor de hondenbelasting behoren wij tot de duurdere gemeenten. Landelijke tendens is dat de hondenbelasting wordt afgeschaft (10 jaar geleden hieven 308 gemeenten deze belasting, nu 193). Indien onze gemeente dit zou doen en dit dekt door bijvoorbeeld het verhogen van de OZB, dan betekent dit dat voor een woning met een gemiddelde WOZ-waarde ruim € 18 meer OZB moet worden betaald.
Forensenbelasting laat zich lastig vergelijken, omdat veel gemeenten deze niet heffen (wel wordt dan toeristenbelasting geheven). De toeristenbelasting is in 2019 fors verhoogd. Deze ligt wel onder het gemiddelde. Kanttekening daarbij is wel dat in sommige stedelijke gemeenten de omvang van de toeristenbelasting zeer fors is en dat heeft een stevige weerslag op het gemiddelde. De meeste gemeenten heffen tussen de € 0,50 en € 1,50 per persoon per nacht. In onze gemeente is dat € 1,23 voor mobiele kampeeronderkomens / stacaravans en € 1,89 per persoon per nacht voor overige verblijfsaccommodaties. Vergelijk met de ons omringende gemeenten laat zien dat wij op basis van het tarief 2021 met betrekking tot de mobiele kampeeronderkomens en stacaravans hoger uitkomen en met betrekking tot de overige verblijfsaccommodaties lager uitkomen.
De OZB valt uiteen in woningen en niet-woningen. Ten behoeve van de vergelijking geeft het gestandaardiseerd OZB-tarief echter het meest reële beeld. Hier wordt namelijk ook rekening gehouden met de lagere algemene uitkering als woningen gemiddeld een hoge OZB-waarde hebben. Wanneer we dit tarief als benchmark nemen, valt de gemeente Utrechtse Heuvelrug niet in de groep van gemeenten met een hoge OZB, maar met een gemiddelde OZB. Het OZB-tarief bevindt zich rond het gemiddelde. Door de hoge woningwaarde is de OZB-aanslag voor een woning hoog ten opzichte van andere gemeenten. De OZB-aanslag voor een woning met gemiddelde woningwaarde (€ 366.000) bedraagt in 2021 € 415 (bron: begroting 2021). Op de ranglijst van COELO van woonlasten meerpersoonshuishouden eigenaar-bewoner staat Utrechtse Heuvelrug op plaats 358 (van 370).
Voor de OZB-woningen geldt dat onze gemeente een onbenutte belastingcapaciteit heeft. De provincie, in haar rol van financieel toezichthouder, geeft aan dat deze hoog is. Meer informatie hierover volgt in de financiële scan die is uitgevoerd door de provincie. De situatie is dat ook andere gemeenten onbenutte belastingcapaciteit hebben. Daarom is geanalyseerd in hoeverre de onbenutte belastingcapaciteit van onze gemeente relatief hoog is. Wanneer we ons vergelijken met gemeenten van dezelfde omvang qua aantal woningen (vergelijking 1) en met gemeenten die dezelfde gemiddelde woningwaarde hebben (vergelijking 2, € 350.000 - € 400.000) dan blijkt dat onze gemeente inderdaad een relatief hoge onbenutte belastingcapaciteit hebben.
Voor wat betreft de niet-woningen is het tarief in onze gemeente lager dan het gemiddelde. Aanpassing naar het landelijk gemiddelde zou ongeveer (netto) € 1 miljoen meer aan opbrengsten opleveren. Dit betekent wel een tariefsverhoging van 35% die bij een relatief kleine groep ondernemers terecht komt.