Onzekerheden Financieel perspectief
Bij het opstellen van de kadernota zijn er diverse ontwikkelingen die nog niet volledig uitgekristalliseerd of nog niet te kwantificeren zijn. Deze ontwikkelingen kunnen zowel een positief als een negatief effect hebben. Per onderwerp is afgewogen of een bedrag in het financieel meerjarenperspectief opgenomen kan worden. Op basis van deze afweging is, gezien de grote mate van onzekerheid, in deze kadernota voor alle onderdelen uitgegaan van de budgetneutrale variant (nul-scenario). Met andere woorden, deze ontwikkelingen zijn nog niet in het financieel meerjarenperspectief verwerkt.
Het college hecht er waarde aan deze onderwerpen wel in beeld te brengen, omdat deze het financieel perspectief op een later moment mogelijk beïnvloeden.
Aangezien dit reële risico's zijn en dus is te verwachten dat deze zich ook deels voordoen, wordt bij het opstellen van de begroting 2022 opnieuw gekeken of deze financieel vertaald kunnen of moeten worden.
In tabel 7 zijn de onzekerheden voor 2022 weergegeven, met daarbij een schatting voor het meest positieve en het meest negatieve scenario.
Tabel 7 Onzekerheden financieel perspectief - scenario's | ||||||||
(Bedragen x € 1.000; + = voordeel / - = nadeel) | ||||||||
Min. | Max. | Effect 2022 | ||||||
1 | Covid-19 | -1.000 | N | 0 | 0 | |||
2 | Ontwikkelingen gemeentefonds - meicirculaire | -500 | N | 500 | V | 0 | ||
3 | Middelen jeugdzorg (obv AEF-rapport) -arbitrage | 0 | 3.000 | V | 0 | |||
4 | Invoering nieuw woonplaatsbeginsel | 0 | 500 | V | 0 | |||
5 | Niet gerealiseerde ombuigingen Spoor 2 en 3 | -200 | N | 0 | 0 | |||
6 | Klimaat, duurzaamheid en energietransitie | PM | PM | 0 | ||||
Totaal onzekerheden | -1.700 | N | 4.000 | V | 0 |
1. COVID-19
De uitbraak van het coronavirus (Covid-19) heeft op veel terreinen impact, zowel beleidsmatig als ook financieel. Het Rijk heeft aangegeven een reële compensatie te willen bieden ter bestrijding van de financiële effecten van Covid-19. De gemeente ontvangt deze middelen via de algemene uitkering van het gemeentefonds. De gemeente is vrij in de besteding van deze middelen voor haar gemeente en gemeenschap. Daarom zijn de middelen in eerste instantie op één stelpost in de begroting verwerkt, waardoor als het ware een coronafonds is gevormd.
Bij de besteding zoeken we verbinding met bestaand beleid en bekijken of er intensivering nodig is. Bij vragen over ondersteuning wordt eerst bezien of er voorliggende voorzieningen zijn, dat wil zeggen andere regelingen. Of dat aanspraak gemaakt kan worden op de bestaande budgetten.
We gaan er nu vanuit dat de bestaande budgetten en/of de extra rijksmiddelen voldoende zijn. Indien dit niet het geval is, zullen wij u dat voorleggen via de planning en control documenten.
Wat de eventuele financiële gevolgen van de Covid-19-uitbraak voor de langere termijn zijn, en wat het Rijk wil en kan doen om deze te compenseren, is nog onbekend. Daarom nemen we hiervoor geen bedrag op in het financieel meerjarenperspectief. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in de begroting 2022 nemen we, net als in de jaarrekening 2020, een financieel risico van maximaal € 1 miljoen als meest negatieve scenario op voor de gevolgen van de coronacrisis. Deze methodiek past binnen de begrotingsrichtlijnen van de provincie.
2. Ontwikkelingen gemeentefonds
a) Meicirculaire 2021
Onder de 'Jaarlijkse actualisaties' is de uitkomst van de meicirculaire als PM-post gemeld. Dit is een nog onbekende factor bij het opstellen van de kadernota en daarmee een onzekerheid voor het financieel perspectief. De afgelopen jaren zorgde de meicirculaire steeds voor een toename van de algemene uitkering, waardoor de kadernota achteraf een te negatief beeld van de financiële positie gaf. Hieruit kunnen we echter niet concluderen dat de meicirculaire 2021 ook een positieve uitkomst zal hebben.
We gaan uit van de scenario’s dat het effect van de meicirculaire (exclusief extra middelen jeugdzorg en woonplaatsbeginsel) ergens tussen € 0,5 miljoen nadelig en € 0,5 miljoen voordelig zal uitpakken. De onzekerheid over deze bedragen is te groot om vooruitlopend op de circulaire een bedrag in de begroting op te nemen.
b) Herijking verdeelmodellen gemeentefonds
Onder de ‘Overige ontwikkelingen’ is een bedrag opgenomen voor de verwachte negatieve uitkomst van de voorgenomen herijking van het gemeentefonds, ondanks dat deze nog onzeker is. Vorig jaar is hiervoor op basis van de toen beschikbare informatie alleen een ‘PM’-post opgenomen. In deze kadernota nemen we wel een bedrag op, met de kanttekening dat dit nog zeer onzeker is.
3. Middelen jeugdzorg
In het AEF rapport 'Stelsel in Groei' staat dat gemeenten zelf onvoldoende mogelijkheden hebben om de tekorten op jeugdhulp terug te dringen en dat er structureel te weinig middelen voor jeugd vanuit het Rijk beschikbaar worden gesteld. In totaal zou dit gaan om een bedrag van € 1,8 mld. waarvan door AEF wordt gezegd dat gemeenten voor € 200 tot 300 miljoen zelf kunnen beïnvloeden. Gesprekken tussen het Rijk en Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben nog onvoldoende opgeleverd. Hierover loopt momenteel een arbitrageprocedure die een semi-bindend karakter kent. De arbitragecommissie doet hier in mei een uitspraak over.
Op basis van de extra middelen voor 2021 en de claim van de VNG op basis van het AEF-rapport ligt het in lijn der verwachting dat er structureel ergens tussen de € 1 en € 3 miljoen extra middelen voor jeugdzorg voor onze gemeente uitkomt. In het meest negatieve scenario, komen er geen extra middelen beschikbaar. De onzekerheid over de extra middelen voor jeugdzorg blijft te groot en mede afhankelijk van hoe een nieuw kabinet hier positie in neemt. Wij hebben daarom deze middelen nog niet opgenomen in het meerjarenperspectief.
4. Invoering nieuw woonplaatsbeginsel
Door de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel zal naar verwachting een deel van onze jeugdigen de verantwoordelijkheid worden van andere gemeenten. Daar tegenover staat dat wij de verantwoordelijkheid krijgen voor jeugdigen die nu onder de verantwoordelijkheid vallen van andere gemeenten. Dit kan een fors effect hebben op onze uitgaven voor jeugdzorg, maar de omvang is nu nog niet te bepalen en in de loop van de zomer verwachten we hier een uitspraak over te doen.
Het nieuwe woonplaatsbeginsel was in eerste instantie gekoppeld aan de herverdeling van het gemeentefonds. Dit is nu uitgesteld naar 2023. De VNG geeft aan dat het uitstel geen gevolgen heeft voor de invoering van het woonplaatsbeginsel Jeugd. Deze wordt per 1 januari 2022 doorgevoerd in de huidige verdeling. Het is echter niet duidelijk of dit ook geldt voor de uitkering voogdij/18+.
Op basis van een aanname hebben we vorig jaar al een voordeel van € 1 miljoen opgenomen voor de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel.
In het minimale scenario blijft het voordeel beperkt tot dit bedrag. In het meest gunstige scenario verwachten we hier een aanvullend voordeel van € 0,5 miljoen. De onzekerheid over het uiteindelijke effect is zo groot dat we geen aanvullend voordeel in de begroting opnemen.
5. Niet gerealiseerde ombuigingen Spoor 2 en 3
In de loop van 2019 zijn de voorbereidingen getroffen voor de ombuigingen met als doel de financiële doelstellingen vanaf 2020 te realiseren. Voor veel ombuigingen is de financiële taakstelling geëffectueerd. Bij een aantal andere is de voorgenomen manier om de ombuiging te realiseren door (gewijzigde of tegenvallende) omstandigheden nog niet (geheel) uitgevoerd, met of zonder gevolgen voor de financiële doelstelling. Voor een nadere toelichting verwijzen we naar de 1e bestuursrapportage 2021.
Ook voor 2022 bestaat de mogelijkheid dat niet alle ombuigingen (geheel) gerealiseerd zullen zijn. Inschatting is dat het zal gaan om een totaalbedrag van maximaal € 200.000.
Vooralsnog vinden we het te vroeg om al een bedrag als onrealiseerbaar in te boeken.
6. Klimaat, duurzaamheid en energietransitie
Om de doelen uit het klimaatakkoord te halen, is in de komende jaren een forse impuls nodig op het gebied van energietransitie. Inhoudelijk zijn de opgaven in de diverse wijken enorm. De verwachting is dat er hiervoor ook middelen van het rijk zullen komen. Alleen is de omvang hiervan onzeker. En daarmee ook de mate waarin de doelstellingen op lokaal niveau gerealiseerd kunnen worden. Wel zeker is dat onze eigen gemeentelijke middelen daartoe volstrekt ontoereikend zijn. Op dit moment is het nog niet mogelijk een inschatting te maken van de financiële effecten van deze transitie.